In de regenwouden leven duizenden dieren. Sommige komen overal voor, andere maar in één bepaald gebied. Zo woont de luiaard hoog in de bomen van het Zuid-Amerikaanse regenwoud. De luiaard zijn naam zegt het al, lui. Of je zegt: langzaam. Wat het ook is, de luiaard leeft ongelofelijk l-a-n-g-z-a-a-m. Supersloom gaat hij van de ene boom naar de andere boom. Met zijn poten hangt hij aan een tak of een klimplant. Hij eet ondersteboven, slaapt ondersteboven en verplaatst zich ondersteboven. Hij ziet de wereld meestal op zijn kop. Zijn vier poten hebben sterke klauwen. Zelfs met twee poten los blijft hij goed hangen. Maar dat doet hij niet vaak. Veel te vermoeiend. Hij laat alleen poten los als hij van de ene tak naar de andere tak gaat. Een luiaard kan wel rechtop lopen. Hij doet het alleen bijna nooit.
De luiaard leeft tussen zijn eten. Hij eet namelijk het liefst bladeren en die zijn er in het regenwoud het hele jaar door. Hij heeft lange armen waarmee hij takken kan pakken die ver weg hangen. Dat bespaart hem een hoop geloop. Hij plukt de bladeren trouwens niet met zijn klauwen, maar met zijn lippen en tanden. In bladeren zitten maar weinig voedingsstoffen. Daarom eet de luiaard erg veel. Maar zelfs zijn spijsvertering is langzaam. Hij hoeft maar één keer in de week te poepen. Daarvoor moet hij, jammer genoeg, helemaal naar beneden. Hij graaft een kuiltje in de bodem en doet daar poept hij in. De luiaard heeft een vacht van lange stekelharen. Daar wonen veel beestjes in. Vooral algen. Die geven de vacht een groene kleur. Handig voor de luiaard, want dat is een goede schutkleur tussen de bladeren. En lekker voor insecten, want die eten de algen weer op.