Jaguars zijn echte jagers. Ze leven op de bodem van het Zuid-Amerikaanse regenwoud en zijn dol op de andere dieren die daar leven. Vooral als avondeten. De jaguar eet varkens, herten, tapirs, kaaimannen, knaagdieren, schildpadden en vissen. Een jagende jaguar ziet er spannend uit. Heel zachtjes sluipt hij op zijn prooi af. De prooi hoort hem bijna niet. als hij dichtbij is, dan springt de jaguar er bovenop en hap. als hij dood is wordt de prooi naar een rustig plekje gebracht. Daar begint de jaguar pas aan zijn eten.
Iedere jaguar heeft zijn eigen gebied. Ze geven hun plek aan met geuren en krabsporen aan bomen. Komt er een andere jaguar in hun gebied, dan grommen ze gevaarlijk. ‘Blijf weg,’ zeggen ze daarmee, ‘Hier woon ik! Al dit eten is van mij!’
Een vrouwtjesjaguar is drie maanden zwanger. Ze krijgt meestal twee jongen. Ze worden doof en blind geboren. Daardoor zijn ze in het begin helemaal afhankelijk van hun moeder. De eerste zes maanden blijven ze in de buurt van hun hol.
Jaguars hebben een prachtige vacht: geelbruin met zwarte vlekken. Heel jammer voor ze. Want vanwege dat mooie velletje worden ze vaak gedood door mensen. De huiden worden voor heel veel geld verkocht, ook al is de jaguar een beschermd dier. Er zijn altijd mensen die daar zich niets van aantrekken. Ze doden de dieren gewoon stiekem. Stropen heet dat.

Maak jouw eigen website met JouwWeb